dinsdag 20 mei 2008

De hervorming van de Belgische revalidatiesector?

Het terugbetalingssysteem voor locomotorische revalidatie in België is een ingewikkeld kluwen. Het budget werd op enkele jaren tijd verhoogd van 57 miljoen euro naar 87 miljoen euro, waardoor het naar verhouding sterker toenam dan het RIZIV-budget. Maar welke resultaten en kwaliteit daartegenover staan, is niet geweten. En dat is niet het enige probleem. Dringt een reorganisatie zich op?

De revalidatiesector in België kampt met drie problemen. Ten eerste: er bestaan in ons land verschillende terugbetalingssystemen, met een verschillende financiële impact op de uitgaven van de ziekteverzekering én op de inkomsten van revalidatiecentra en –artsen. Door deze verschillende systemen is het niet altijd duidelijk welk systeem voor welke patiënt gebruikt moet worden. Een revalidatie van een heupprothese bijvoorbeeld, gebeurt op de ene plaats monodisciplinair door een kinesitherapeut, terwijl het op een andere plaats multidisciplinair verloopt, met dus ook alle bijhorende kosten. Een tweede probleem is dat verschillende revalidatieartsen voor hetzelfde type patiënt vaak andere behandelingen toepassen, van een verschillende duur. Welke de beste behandeling is, is niet geweten: resultaten op het vlak van herstel, dagelijks functioneren en socioprofessionele re-integratie zijn ongekend. Er is ook geen enkele vorm van kwaliteitscontrole. En ten slotte zijn de revalidatiecentra in België ongelijk gespreid, in de provincie Luxemburg is bijvoorbeeld geen enkel centrum voor langdurige revalidatie aanwezig. Besluit: een reorganisatie is onafwendbaar.

Hoe aanpakken?
Neutrale onderzoekers raden aan om in de eerste plaats een objectief classificatiesysteem in te voeren. Daarmee kunnen de noden van de patiënt geëvalueerd worden en kan men hem doorverwijzen naar het meest geschikte niveau. In de toekomst kan daarvoor het classificatiesysteem ICF (International Classification of Functioning, Disability and Health) als basis dienen: het ICF werd door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) erkend, en internationaal wordt er momenteel hard aan gewerkt. In afwachting daarvan kan een classificatiesysteem uit het buitenland gebruikt worden.

Drie niveaus
Daarnaast is het aangewezen om locomotorische revalidatie op drie niveaus te organiseren, ieder met een eigen financieringswijze. Het eerste niveau is algemeen, en is via elk ziekenhuis toegankelijk. In het tweede niveau worden de meer complexe en relatief frequente aandoeningen behandeld. Daarvoor volstaan twintig tot dertig revalidatiecentra, terwijl er momenteel in België 46 zijn. Het derde niveau is bestemd voor de ernstige of zeldzame aandoeningen. Daarvoor zijn drie tot vijf centra voldoende.
Om tot dit systeem te komen, zijn dringend wetenschappelijk onderbouwde klinische praktijkrichtlijnen nodig over de aard van de behandeling en de behandelingsduur van revalidatiepatiënten.

Locomotorische revalidatie
Locomotorische revalidatie, ook gekend als musculoskeletale of neurologische revalidatie, wordt vaak toegepast bij beroertes, amputatie, ruggenmergletsel of bij chronische aandoeningen zoals MS.

Geen opmerkingen: