dinsdag 20 mei 2008

Investeren in een lagere elektriciteitsfactuur

De energiekosten onder controle houden, is een uitdaging waar ieder ziekenhuis en zorginstelling mee geconfronteerd wordt. Toch hoeft de elektriciteitsfactuur geen maandelijkse gesel te zijn, op voorwaarde dat het energiebeheer verstandig gebeurt. Investeren in bijvoorbeeld relighting zal de totale kost voor verlichting gevoelig doen dalen. Maar ook het optimaliseren van oudere elektriciteitsinstallaties kan al een slok op een borrel schelen.

Met de plaatsing van condensatorbatterijen bijvoorbeeld kan je al besparen. Ermido Fontana, Business Development Manager Industrial Automation bij elektrotechnisch distributeur Cebeo, legt uit hoe. “Talrijke elektrische apparaten zoals transformatoren, motoren, voorschakelapparatuur van fluorescentielampen verbruiken reactieve energie. Dat betekent verspilling van energie en dus een hogere elektriciteitsfactuur. Maar niet alleen dat, de energieleverancier legt hiervoor ook boetes op. Met de plaatsing van condensatorbatterijen kan je die verliezen zoveel mogelijk beperken. Een test van een installatie is dus aan te raden. De specialisten van Cebeo kunnen u hiervoor technische ondersteuning geven en berekenen ook de correcte dimensionering van de condensatorbatterijen.”

Relighting
Wie verder kijkt dan de basisinstallatie, kan fors besparen op de verlichtingskost. Deze maakt voor een ziekenhuis of zorginstelling een belangrijk deel uit van de energiekosten. Maarten Rood, Business Development Manager MRO bij Cebeo: “De oplossingen om energiezuinig te verlichten, zijn de jongste paar jaar enorm geëvolueerd. Zowel de lampen zelf, maar ook de voorschakelapparatuur en armaturen zijn er sterk op vooruit gegaan. Wie investeert in relighting, wint deze investering zeker terug. Over de totale levensduur van de verlichting zal er zelfs een grote besparing gerealiseerd worden.”
Dat zal zeker zo zijn wanneer de verlichting ook nog eens gestuurd wordt. Dankzij bewegingsmelders brandt de verlichting alleen wanneer er iemand aanwezig is. Een andere energiezuinige manier van verlichten is LED. Voor leeslampjes bijvoorbeeld is LED, met een vermogen van amper 1 tot 3 W, een volwaardig alternatief voor andere lichtbronnen.

Centrale sturing
Verstandig energiebeheer betekent ook de energie alleen gebruiken wanneer het nodig is. Sturing van verlichting hebben we al aangehaald, maar dat geldt evengoed voor verwarming. Waarom de verwarming op volle toeren laten draaien in ruimtes die niet of nauwelijks gebruikt worden. Door te kiezen voor een centrale sturing, krijg je een overzicht van alle ruimtes en kan je vanuit één punt kan bepalen op welke niveau de verlichting en verwarming moeten werken.

Advies en producten
Cebeo heeft als grootste distributeur van elektrotechnisch materiaal specialisten die advies op maat kunnen geven over investeringen over investeringen in verband met energiebeheer. Daarnaast beschikt Cebeo ook over het ruimste assortiment producten op de markt, die perfect kaderen in het zuinig beheer van energie.

Meer info op www.cebeo.be.

Veiligheid eerst, ook in de zorgsector!

Veiligheid is een belangrijk thema. Op openbare plaatsen waar veel mensen over de vloer komen of zelfs overnachten, moeten dan ook gepaste maatregelen genomen worden. Voor de mensen die er verblijven, maar ook voor de medewerkers en voor het vaak kostbare materiaal. Tyco Fire & Security specialiseerde zich in dit thema en groeide uit tot wereldwijde marktleider. Het bedrijf is actief in ruim 100 landen en telt meer dan 260.000 medewerkers. De zorgsector is één van hun grote klanten.

Tyco Fire & Security omschrijft zichzelf als ‘de specialist voor security, brandbeveiliging en communicatie die u adviseert over oplossingen op maat’. Terecht, zo blijkt. Het bedrijf biedt totaaloplossingen aan bedrijven, wat betekent dat ze zich vanuit een gespecialiseerde kennis richten op de ontwikkeling, de plaatsing, het programmeren, het onderhoud en de jaarlijkse controle van beveiligingssystemen. Dirk van Humbeeck, account manager van de Belgische afdeling van Tyco in Drogenbosch: “Onze klanten zijn afkomstig uit zeer diverse sectoren. De zorgsector is daar één van. Voor hen ontwikkelen we enkele beveiligingssystemen op maat, zoals het verpleegsteroproepsysteem, het branddetectiesysteem, de integratie van draadloze telefoonsystemen, toegangscontrole, inbraakdetectie, camerasystemen en automatische blussystemen. Al deze zaken zijn specifiek afgestemd op de wensen en de eisen van de zorg, zowel van de hulpverleners als van de patiënten.”

Verpleegsteroproepsysteem
Dirk van Humbeeck: “Ons verpleegsteroproepsysteem heeft drie grote kenmerken: het is eenvoudig in gebruik, het is modulair opgebouwd en het voldoet aan alle veiligheidseisen. Nieuw in dit systeem is de radio frequency identification, wat betekent dat verpleegkundigen die bijvoorbeeld een patiëntenkamer binnenkomen, automatisch geregistreerd worden. Er hoeven geen lijsten meer bijgehouden te worden, alles wordt door het systeem vastgesteld en opgeslagen. Een tweede functie van deze toepassing is de opsporing van materiaal. Dat is in een ziekenhuis vaak zeer kostbaar, denk bijvoorbeeld aan toestellen voor diabetici of hartbewaking. Dankzij het oproepsysteem worden deze toestellen uiterst nauwkeurig gelokaliseerd, wat een hele beveiliging is tegen diefstal.”

Branddetectie
Een tweede, belangrijk punt is branddetectie. Dirk van Humbeeck: “Tyco ontwikkelde een nieuw type van branddetector, specifiek gemaakt voor plaatsen waar veel mensen overnachten. Denk bijvoorbeeld aan ziekenhuizen, hotels, rustoorden en serviceflats. De detector werkt op drie domeinen: hij detecteert optisch, thermisch én op de koolstofmonoxide die vrijkomt bij smeulende vuurhaarden. Zowel het verpleegsteroproepsysteem als de branddetector worden verbonden via draadloze telefoonsystemen. Wanneer bijvoorbeeld ergens brand uitbreekt, krijgt iedere verpleegkundige een bericht op een draadloze telefoon, waar hij of zij precies in leest in welke kamer de brand zich bevindt en vanwaar de alarmoproep afkomstig is. De bepaling van de exacte locatie maakt een zeer snelle interventie mogelijk.”

Automatisch blussysteem
Naast al deze beveiligingssystemen richt Tyco zich ook op diefstal- en inbraakpreventie. Daarvoor ontwikkelden ze onder meer toepassingen voor toegangscontrole, inbraakdetectie en camerasystemen. Een laatste, innovatieve ontwikkeling is het automatische blussysteem. Dirk van Humbeeck: “Onze blussystemen zijn erg divers, en worden afgestemd op de ruimte waarin ze geplaatst worden. Denk bijvoorbeeld aan de brandbeveiliging van een computerruimte. Ontstaat daar een brand, dan blaast ons systeem een speciaal gas in de ruimte dat de vlammen onmiddellijk dooft. Het gas is volledig onschadelijk voor mensen en voor het milieu. Bovendien veroorzaakt het geen enkele schade aan de toestellen, waardoor zeer veel kosten bespaard worden. Plaatsen we een systeem in een keuken, dan opteren we voor een heel andere werking: in een omgeving met bijvoorbeeld een friteuse, voorzien we een toestel met een schuim in plaats van gas.”

Het bedrijf Tyco
Tyco werd in 1962 opgericht als research laboratorium. Het bedrijf heeft vijf divisies: Electronics, Fire & Security, Healthcare, Plastics & Adhesives en Engineered Products & Services. Binnen de divisie Fire & Security bouwde Tyco een expertise uit in verschillende oplossingen, toepassingen en systemen voor beveiliging, bewaking, observatie, brandbeveiliging, communicatie en verpleegoproep. Meer informatie vindt u op www.tyco.com en op www.tycofis.be (Belgische vestiging).

Meten is weten (en besparen)

Door hun energieverbruik nauwkeurig te meten en op te volgen, kunnen bedrijven aanzienlijk besparen op hun energiefactuur. Enkele kleine aanpassingen aan het gebouw zorgen er bovendien voor dat de besparing niet eenmalig is, maar blijvende winst oplevert. Dat is het standpunt van Reus, wat staat voor Rational Energy Use and Solutions. Reus ontwikkelde een totaalpakket voor een beter energiebeheer, op maat van ziekenhuizen, scholen, postkantoren, overheidsgebouwen en sinds kort ook rust- en verzorgingstehuizen. Het pakket kreeg de passende naam Energy Usage View.

Energy Usage View is een online energiebeheerplatform. Vooraleer een bedrijf met het pakket aan de slag gaat, plaatst een ingenieur van Reus een teller op diens meters van water, gas en elektriciteit. Het bedrijf krijgt via het internet toegang tot het energieplatform, en volgt van daaruit haarfijn het verbruik, per week, per dag, tot zelfs per kwartier. Tegelijkertijd analyseert Reus het verbruik, en formuleert op basis daarvan concrete oplossingen voor een efficiënter energiebeleid. “Deze metingen leveren vaak verrassende resultaten op”, zegt Steven Cuyvers, project ingenieur bij Reus. “Vaak merken we bijvoorbeeld dat er ‘s nachts permanent waterverbruik is. Dat komt doorgaans door lekkende toiletten, een oorzaak die je makkelijk kan aanpakken. Maar zoiets kom je nooit te weten als je enkel globale maand- of jaarcijfers ter beschikking hebt.” Na drie maanden van metingen brengt Reus opnieuw een bezoek aan het gebouw, dit keer om concrete oplossingen voor te stellen zoals een herprogrammering van de insteltijden van de verwarming of een scherpere instelling van de nachtverlaging. Steven Cuyvers: “We proberen daarbij altijd uit te gaan van de bestaande infrastructuur. Die kunnen we vaak optimaliseren door de regelaars correct af te stellen, het hydraulisch evenwicht te herstellen, een sturing per kring te realiseren, enzovoort. We maken een gedetailleerd overzicht van de kosten: de mogelijke investering, de besparing en de terugverdientijd. Zo wordt de besparing heel concreet. We maken ons sterk dat er minstens tien procent kan bespaard worden, maar wie meegaat in ons verhaal kan de energiefactuur terugschroeven tot wel zestig procent.”

Prijs
Voor de opstart van het systeem met telkens één meter voor gas, water en elektriciteit betalen bedrijven 3.500 euro. Het jaarlijkse abonnement voor het gebruik van het e-platform en de teller die dagelijks de metingen doorbelt, kost 300 euro per jaar. Dankzij de verschillende subsidies voor energie-audits kunnen bedrijven daarvan tot vijftig procent recupereren. Tel daarbij de besparing op de energiefactuur, en de investering betaalt zichzelf binnen enkele jaren terug.

Ontstaan
De oprichter van Reus is industrieel ingenieur Wilfried Gilis. Hij verdiepte zijn kennis over energieverbruik als hoofd van de technische dienst van de gemeente Geel, en tijdens functies in diverse bouwbedrijven, onder meer in Irak en Nigeria. Tijdens zijn loopbaan merkte hij dat het meten en onderzoeken van energieverbruik in grote gebouwen belangrijke informatie oplevert die tot aanzienlijke besparingen kan leiden. Vanuit die overtuiging startte hij Reus op in 1997. Vandaag werken er een vijftiental industriële en bouwkundige ingenieurs. Ook de technici hebben een ingenieursopleiding achter de rug. Reus telt intussen 9.000 klanten, waaronder scholen, gemeentes, postkantoren, ziekenhuizen en het Belgisch leger. Meer info vindt u op www.reus-int.com.

Een deur die voldoet aan alle eisen

Aan deuren worden in een ziekenhuis hoge eisen gesteld: ze moeten niet alleen over een grote duurzaamheid en slijtvastheid beschikken, ze moeten ook brandwerend, geluiddempend en inbraakvertragend zijn. Group Eribel maakte van deze eisen hun expertise en groeide op die manier uit tot marktleider in deuren en deurlijsten bestemd voor ziekenhuizen en kantoren.

Group Eribel ontwikkelt al 30 jaar deuren en deurlijsten, en biedt vandaag draai-, zwaai- en schuifdeuren aan die voldoen aan de hoogste eisen. Daarbij staat veiligheid voorop. Om de objectieve en officiële Benor/ATAG-attesten te bekomen, ondergaan de Eribel-deuren een spectaculaire testopstelling in het erkend centrum van Gent of Luik. Wout Van Gils, verantwoordelijk voor calculatie, kwaliteitscontrole en milieu: “Al onze deuren zijn uitermate brandwerend, dankzij het brandvertragend schuim dat wordt aangebracht in de richels aan de smalle kanten van de deur. De werking daarvan wordt uitvoerig getest: we plaatsen de deuren middenin een hevige vlammenzee, en bekijken hoe lang ze standhoudt. Door de hitte zwelt het brandvertragend schuim, waardoor de kieren hermetisch worden afgesloten. Afhankelijk van het type, worden de vlammen op deze manier 30 tot 60 minuten vertraagd. Zeer kostbare minuten die je leven kunnen redden, als je in een brandend gebouw bent.”

Duurzaamheid
Naast veiligheid, hecht Eribel veel belang aan duurzaamheid. Wout Van Gils: “In de meeste lastenboeken wordt een ‘duurzaamheidsgarantie klasse 4’ vooropgesteld. Wij gaan een stap verder en bieden klasse 8. Dat betekent dat onze deuren 1 miljoen keer open en dicht kunnen gaan zonder merkbare slijtage. Ook dat testen we zeer grondig in een Europees geaccrediteerd labo: de testdeur gaat gedurende een jaar continu open en dicht.”

Werkwijze
De belangrijkste innovatie van Eribel is wellicht de zogenaamde ‘droge montage’. Wout Van Gils legt uit: “De metalen deurlijsten worden in de Eribel-fabriek op maat gemaakt en in de gewenste kleur gespoten met een slijtvaste poedercoating. Ook de deuren zijn volledig maatwerk: formaat, materiaal, links of rechts openend, soort slot, aantal scharnieren, … Vervolgens krijgt elk type deur en iedere lijst een eigen barcode. De deurgehelen worden per verdieping van het gebouw verzameld en vervoerd. Dankzij het handige kliksysteem is het voor de gecertificeerde monteurs een koud kunstje om de deurframes ter plaatse te monteren, en de deuren in hun lijsten te hangen. De deuren en lijsten komen uit dezelfde fabriek, dus ze passen perfect in elkaar. Deze technologische innovatie spaart een heleboel tijd en geld. Overigens komen onze deuren en lijsten pas op hun plaats tijdens de afwerkingsfase van het gebouw, dat geeft minder kans op beschadigingen op de werf.” Meer informatie vindt u op www.eribel.be.

Een deur die voldoet aan alle eisen

Aan deuren worden in een ziekenhuis hoge eisen gesteld: ze moeten niet alleen over een grote duurzaamheid en slijtvastheid beschikken, ze moeten ook brandwerend, geluiddempend en inbraakvertragend zijn. Group Eribel maakte van deze eisen hun expertise en groeide op die manier uit tot marktleider in deuren en deurlijsten bestemd voor ziekenhuizen en kantoren.

Group Eribel ontwikkelt al 30 jaar deuren en deurlijsten, en biedt vandaag draai-, zwaai- en schuifdeuren aan die voldoen aan de hoogste eisen. Daarbij staat veiligheid voorop. Om de objectieve en officiële Benor/ATAG-attesten te bekomen, ondergaan de Eribel-deuren een spectaculaire testopstelling in het erkend centrum van Gent of Luik. Wout Van Gils, verantwoordelijk voor calculatie, kwaliteitscontrole en milieu: “Al onze deuren zijn uitermate brandwerend, dankzij het brandvertragend schuim dat wordt aangebracht in de richels aan de smalle kanten van de deur. De werking daarvan wordt uitvoerig getest: we plaatsen de deuren middenin een hevige vlammenzee, en bekijken hoe lang ze standhoudt. Door de hitte zwelt het brandvertragend schuim, waardoor de kieren hermetisch worden afgesloten. Afhankelijk van het type, worden de vlammen op deze manier 30 tot 60 minuten vertraagd. Zeer kostbare minuten die je leven kunnen redden, als je in een brandend gebouw bent.”

Duurzaamheid
Naast veiligheid, hecht Eribel veel belang aan duurzaamheid. Wout Van Gils: “In de meeste lastenboeken wordt een ‘duurzaamheidsgarantie klasse 4’ vooropgesteld. Wij gaan een stap verder en bieden klasse 8. Dat betekent dat onze deuren 1 miljoen keer open en dicht kunnen gaan zonder merkbare slijtage. Ook dat testen we zeer grondig in een Europees geaccrediteerd labo: de testdeur gaat gedurende een jaar continu open en dicht.”

Werkwijze
De belangrijkste innovatie van Eribel is wellicht de zogenaamde ‘droge montage’. Wout Van Gils legt uit: “De metalen deurlijsten worden in de Eribel-fabriek op maat gemaakt en in de gewenste kleur gespoten met een slijtvaste poedercoating. Ook de deuren zijn volledig maatwerk: formaat, materiaal, links of rechts openend, soort slot, aantal scharnieren, … Vervolgens krijgt elk type deur en iedere lijst een eigen barcode. De deurgehelen worden per verdieping van het gebouw verzameld en vervoerd. Dankzij het handige kliksysteem is het voor de gecertificeerde monteurs een koud kunstje om de deurframes ter plaatse te monteren, en de deuren in hun lijsten te hangen. De deuren en lijsten komen uit dezelfde fabriek, dus ze passen perfect in elkaar. Deze technologische innovatie spaart een heleboel tijd en geld. Overigens komen onze deuren en lijsten pas op hun plaats tijdens de afwerkingsfase van het gebouw, dat geeft minder kans op beschadigingen op de werf.” Meer informatie vindt u op www.eribel.be.

Een deur die voldoet aan alle eisen

Aan deuren worden in een ziekenhuis hoge eisen gesteld: ze moeten niet alleen over een grote duurzaamheid en slijtvastheid beschikken, ze moeten ook brandwerend, geluiddempend en inbraakvertragend zijn. Group Eribel maakte van deze eisen hun expertise en groeide op die manier uit tot marktleider in deuren en deurlijsten bestemd voor ziekenhuizen en kantoren.

Group Eribel ontwikkelt al 30 jaar deuren en deurlijsten, en biedt vandaag draai-, zwaai- en schuifdeuren aan die voldoen aan de hoogste eisen. Daarbij staat veiligheid voorop. Om de objectieve en officiële Benor/ATAG-attesten te bekomen, ondergaan de Eribel-deuren een spectaculaire testopstelling in het erkend centrum van Gent of Luik. Wout Van Gils, verantwoordelijk voor calculatie, kwaliteitscontrole en milieu: “Al onze deuren zijn uitermate brandwerend, dankzij het brandvertragend schuim dat wordt aangebracht in de richels aan de smalle kanten van de deur. De werking daarvan wordt uitvoerig getest: we plaatsen de deuren middenin een hevige vlammenzee, en bekijken hoe lang ze standhoudt. Door de hitte zwelt het brandvertragend schuim, waardoor de kieren hermetisch worden afgesloten. Afhankelijk van het type, worden de vlammen op deze manier 30 tot 60 minuten vertraagd. Zeer kostbare minuten die je leven kunnen redden, als je in een brandend gebouw bent.”

Duurzaamheid
Naast veiligheid, hecht Eribel veel belang aan duurzaamheid. Wout Van Gils: “In de meeste lastenboeken wordt een ‘duurzaamheidsgarantie klasse 4’ vooropgesteld. Wij gaan een stap verder en bieden klasse 8. Dat betekent dat onze deuren 1 miljoen keer open en dicht kunnen gaan zonder merkbare slijtage. Ook dat testen we zeer grondig in een Europees geaccrediteerd labo: de testdeur gaat gedurende een jaar continu open en dicht.”

Werkwijze
De belangrijkste innovatie van Eribel is wellicht de zogenaamde ‘droge montage’. Wout Van Gils legt uit: “De metalen deurlijsten worden in de Eribel-fabriek op maat gemaakt en in de gewenste kleur gespoten met een slijtvaste poedercoating. Ook de deuren zijn volledig maatwerk: formaat, materiaal, links of rechts openend, soort slot, aantal scharnieren, … Vervolgens krijgt elk type deur en iedere lijst een eigen barcode. De deurgehelen worden per verdieping van het gebouw verzameld en vervoerd. Dankzij het handige kliksysteem is het voor de gecertificeerde monteurs een koud kunstje om de deurframes ter plaatse te monteren, en de deuren in hun lijsten te hangen. De deuren en lijsten komen uit dezelfde fabriek, dus ze passen perfect in elkaar. Deze technologische innovatie spaart een heleboel tijd en geld. Overigens komen onze deuren en lijsten pas op hun plaats tijdens de afwerkingsfase van het gebouw, dat geeft minder kans op beschadigingen op de werf.” Meer informatie vindt u op www.eribel.be.

Magec verandert afval in energie

Afval is slecht voor het milieu, en de verwerking ervan kost handenvol geld. Als antwoord daarop introduceerde Magec het droogverpulveren: een economisch en ecologisch systeem dat geschikt is voor grootkeukens die meer dan 50 personen bedienen. Het systeem wordt nu al dagelijks gebruikt in bijvoorbeeld overheidsgebouwen, ziekenhuizen en rusthuizen.

Magec (Materialen en Apparaten voor Gas, Elektriciteit en Cokes) werd in 1945 opgericht door de Belgische elektriciteits- en gasmaatschappijen. Oorspronkelijk wilde het bedrijf het verbruik van elektriciteit en gas stimuleren, en aan gezinnen meer comfort bieden na Wereldoorlog II. Vandaag is Magec Belgisch marktleider inzake huishoudkeukens en biedt het bedrijf een ecologische en economische oplossing voor het afvalprobleem in grootkeukens: het droogverpulveren.

Van afval tot energie
Hoe verloopt droogverpulveren? In de keuken wordt een inwerpstation voorzien, waar al het restafval in geworpen wordt. Alles wordt verwerkt, van voorbereidingsafval en tafelafval tot onbruikbare, gedateerde of bedorven producten. Dat afval wordt via een inox buis onmiddellijk weggezogen naar een hoofdvergaarbak, waar het verpulverd wordt. Dat gebeurt zonder toevoeging van water of andere producten, waardoor het mengsel makkelijk kan ontbinden. In deze fase is het afval veranderd in een melkachtige vloeistof die constant gemengd wordt, zodat ze homogeen blijft en vergisting wordt vermeden. Het mengsel bevindt zich intussen in de ontbindingsfase en is reeds met 25 procent gereduceerd. In de hoofdvergaarbak is plaats voor 1.500 tot 1.800 liter. Is die helemaal gevuld, dan wordt alles binnen enkele minuten overgebracht van de vergaarbak naar een vrachtwagen. Dat gebeurt via een volledig gesloten systeem, dat geen geurhinder veroorzaakt. Via een biogasinstallatie wordt het afval ten slotte omgezet in groene energie.

Toekomstgericht
Magec gaat ervan uit dat in een modern en rendabel bedrijf ecologie en economie hand in hand gaan. Investeren in milieubeheer is ook investeren in bedrijfsbeheer. Bovendien komt het droogverpulveren tegemoet aan de eisen van de toekomst: de kosten om afval te storten blijven stijgen, terwijl de vraag naar groene energie steeds luider klinkt. De voorschriften in verband met oppervlaktewateren verstrengen. En naast dit alles doen bedrijven steeds meer inspanningen om zich een ecologisch imago aan te meten.

Award
Magec heeft intussen een stevige voet aan wal in de zorgsector, en werkt onder meer voor het AZ Groeninge (Kortrijk), het Stedelijk Ziekenhuis van Roeselare, de Volkskliniek in Gent en het Sint-Jozef in Londerzeel. In november 2006 ontving Magec de ‘Innovation Award’ voor het meest baanbrekende product op de Horecabeurs in Flanders Expo. Meer informatie vindt u op www.magec.be.

VK Studio bouwt nieuw ziekenhuis Mechelen

VK Studio Architects, Planners & Designers uit Roeselare is een architectenbureau met een stevige reputatie inzake het ontwerpen van gebouwen voor de gezondheidszorg, rekening houdende met de energie- en rendementvraagstukken. Referenties van het bureau zijn onder meer het O.L.Vrouwziekenhuis (Aalst), het AZ Sint-Jan AV (Brugge), het nieuw te bouwen H. Hartziekenhuis Roeselare-Menen, het renovatie- en nieuwbouwproject Erasmus (Anderlecht) en de nieuw te bouwen revalidatieafdeling van het CHU Liège. Recent kreeg VK Studio ook het ontwerp van het nieuwbouwziekenhuis AZ Sint-Maarten in Mechelen toegewezen.

Het nieuw regionaal ziekenhuis wordt gebouwd ter hoogte van het Roosendaelveld en zal de diensten van 3 campussen samenbrengen in Mechelen. Daarnaast zal een sterk uitgebouwde polikliniek medisch specialistische raadplegingen en ambulante behandelingen aanbieden. Het nieuwe ziekenhuis zal goed zijn voor ongeveer 700 bedden. VK Studio kwam als laureaat uit de bus na een selectieprocedure die meer dan een jaar in beslag nam. Het bureau vertaalde het eisenprogramma van het ziekenhuis op een overtuigende wijze in een architectuur met aandacht voor een kwalitatieve en efficiënte zorgverlening, de groene omgeving en duurzaam bouwen.

Een patiëntgericht ziekenhuis
Bij de selectie van de ontwerper werd veel aandacht besteed aan de wijze waarop het architectenbureau een bijdrage levert aan de zorgprocessen rond de patiënt. Zo wordt de structuur maximaal afgestemd op het zorgtraject dat de patiënt doorloopt. Het chirurgisch dagziekenhuis zal nauw aansluiten bij het operatiekwartier. De complexe diensten die bijdragen aan de acute zorgverlening zoals de spoedgevallen, de intensieve zorgafdeling, het operatiecomplex en de medische beeldvorming zullen gegroepeerd worden op de ‘hotfloor’. De patiënt krijgt hierdoor de beste behandeling, maar ook voor de medewerkers zal de zorgverlening veel efficiënter verlopen. Daardoor komt meer tijd vrij voor de directe patiëntenzorg.


Naast een optimalisatie van het zorgtraject staat het recht op privacy, comfort en informatie voor de patiënten centraal in de doelstellingen van het nieuwbouwziekenhuis. De perceptie van kleinschaligheid, korte loopafstanden en een logische indeling van het gebouw moet dit grootschalig ziekenhuis een warme en menselijke uitstraling geven. Dat wordt versterkt door een centraal gelegen zorgboulevard met faciliteiten zoals cafetaria, shops, ombudsdienst en een informatiecentrum voor het ruime publiek en zorgverstrekkers van binnen en buiten het ziekenhuis.

Milieuvriendelijk
Ook naar duurzaamheid toe koos VK Studio voor een duidelijke visie. Er werd geopteerd voor een integraal waterbeheer door middel van groendaken en waterbekkens. Rond het ziekenhuis wordt een performante ‘huid’ gebouwd met een laag K-peil (het isolatiepeil – hoe lager het K-peil, hoe beter de woning geïsoleerd is). Luchtlekken worden vermeden, en er wordt aan warmterecuperatie gedaan. Ten slotte wordt gestreefd naar een beperkte warmtelast door een uitgekiende zonwering, die mee de architecturale identiteit van het gebouw bepaalt.


Ingebruikname
De bouw van het ziekenhuis start in 2010 en de uiteindelijke oplevering is voorzien in 2014. Het AZ Sint-Maarten plant de ingebruikname van het nieuwe ziekenhuis tegen 2015.

Het milieu en de zorgsector: een winstgevende combinatie

Zowel bij de Vlaamse overheid als bij bedrijven en organisaties wint een duurzame manier van werken steeds meer aan belang. Ook in de zorgsector, de omvangrijke groep van ziekenhuizen, rusthuizen en andere plaatsen waar mensen residentieel verblijven en aangepaste zorgen ontvangen, groeit de interesse in de ecologische aspecten van de dienstverlening. Door hun aantal, hun omvang en de aard van hun diensten, hebben deze organisaties immers een belangrijke impact op het milieu.

Op het vlak van regelgeving zijn er de laatste jaren belangrijke inspanningen gedaan om de milieudruk van de zorgsector te beperken. Daarnaast zorgen allerhande technische maatregelen voor initiatieven met betrekking tot een gunstiger energieverbruik en een betere afvalproductie. Het succes van interne milieuzorg wordt echter ook in grote mate bepaald door de betrokkenheid van de werknemers en door hun dagelijks gedrag op de werkvloer. Dat is het uitgangspunt van Ecocare: een vzw die erop gericht is om organisaties te begeleiden naar een milieuvriendelijk beleid, een betere opvolging van de milieuwetgeving en een besparing op energie, water en afval. De vzw wordt gesteund door de Vlaamse overheid en het Electrabelfonds voor de bescherming van het leefmilieu van de Koning Boudewijnstichting.

Concreet
Hoe werkt Ecocare? Organisaties die instappen in het Ecocare-programma worden begeleid in het doorvoeren van ecologische gedragsveranderingen. Dat verloopt in twee fasen. De eerste stap is het uitvoeren van de Milieugedragsscan: een aangepast meetinstrument om bij de medewerkers te polsen naar hun houding en hun gedrag in verband met milieuzorg op het werk. De tweede stap is het opstarten van een EcoTeam, een groep van 6 tot 12 collega’s die tijdens enkele bijeenkomsten van twee uur werken rond thema’s als afval, energie, papier, water, vervoer en aankoopbeleid. Elk EcoTeam wordt op maat begeleid door een professionele coach. Via de website van Ecocare kunnen de organisaties de online Milieugedragsscan gratis uitvoeren en gebruikmaken van onder meer praktische werkfiches en een communicatiepakket.

Proefproject
In 2004-2005 voerde Ecocare een proefproject uit in de zorgsector bij vijf zorginstellingen. Het project toonde aan dat het mogelijk is om de milieubelasting fors te verminderen door middel van kleine gedragsveranderingen én dat er belangstelling was voor een vervolgproject. Op basis van de ervaringen met het proefproject werden de modellen aangepast en ging in oktober 2006 het huidig programma van start.

Voorbeeld
Het Psychiatrisch Centrum Caritas in Melle is één van de centra die het Ecocare-programma volgden. In Caritas werken ongeveer 500 medewerkers, die zich dagelijks inzetten voor zo’n 530 patiënten en bewoners.

Na het uitvoeren van een Milieugedragsscan beslist de directie van Caritas om een EcoTeam te organiseren. Dat team moest bestaan uit een mix van directieleden, stafmedewerkers en basismedewerkers. Daarnaast moest het programma het milieu ten goede komen: het gebruik van materialen en hulpbronnen zou beperkt worden, en de daarbij horende financiële besparing zou geherinvesteerd worden in milieuvriendelijke acties en materialen.

Tijdens zes sessies werkte het EcoTeam 39 actiepunten uit, zoals de plaatsing van ‘crushers’ in het kader van afvalverwerking, en een temperatuursmeting in combinatie met de bepaling van een verantwoorde temperatuur per ruimte. Er werd ook een actie ontwikkeld rond mobiliteit met als titel ‘Met de fiets naar het werk …?’.

Alle medewerkers werden bij het project betrokken, en iedereen werd gesensibiliseerd via een aantal communicatiekanalen zoals de nieuwsbrief, het personeelsblad en thematentoonstellingen in het personeelsrestaurant. De reacties waren zeer positief.

Meer informatie
Intussen registreerden zich al meer dan 30 organisaties van de zorgsector voor de Milieugedragsscan. Voor meer informatie kunt u terecht op www.ecocare.be. Het programma loopt nog tot september 2008.

Overheid steunt energiegerelateerde projecten

Het departement Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE) geeft samen met Het Vlaams Energieagentschap (VEA) 15 procent extra ondersteuning aan projecten die worden ingediend naar aanleiding van een EFRO-oproep. EFRO (Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling) is een Europees subsidieprogramma gericht op het stimuleren van het regionaal concurrentievermogen en de werkgelegenheid. De oproep in kwestie gaat over ‘kennisdiffusie via vernieuwende voorbeelden van kennisvalorisatie”. Daar horen onder meer ook demonstratieprojecten bij.

Via EFRO ontvangen projecten tot 40 procent ondersteuning, en dat wordt voor dit project dus aangevuld met de 15 procent extra van het LNE en het VEA. Beide organisaties willen daarmee innovatieve demonstratieprojecten ondersteunen die te maken hebben met energie. Voorwaarde is dat ze worden uitgevoerd in publiekelijk toegankelijke gebouwen met een oppervlakte groter dan 1000 m2 en dat de investering betrekking heeft op het gebouw. De ondersteuning geldt enkel voor de meerkost van de innovatieve technologie of het concept.

Meer informatie vindt u op:
http://ae.vlaanderen.be/html_europees/efro/projectfiches_efro/efro_projectfiche5.html

Steun dankzij VIPA
De steun aan deze projecten wordt mogelijk gemaakt dankzij het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden (VIPA). VIPA is het financieringsinstrument van de Vlaamse overheid. Het fonds verleent financiële steun aan welzijns- en gezondheidsvoorzieningen die infrastructuurwerken willen uitvoeren. Zo kunnen voorzieningen worden aangeboden die betaalbaar zijn en die tegelijk beantwoorden aan de hedendaagse eisen inzake woon- en zorgcomfort.

Energieprestatiecertificaat verplicht vanaf 2009

Ten laatste op 1 januari 2009 moeten alle openbare gebouwen met een vloeroppervlakte van meer dan 1000m2 beschikken over een energieprestatiecertificaat voor publieke gebouwen. Deze regel is dus ook van toepassing op zowat alle welzijns- en gezondheidsvoorzieningen.

Energiebesparing is een actueel thema. Niet alleen de zorg om het milieu, ook de steeds stijgende energieprijzen dwingen ons om bewuster met energie om te gaan. In het kader daarvan bepaalde Europa een richtlijn (2002/91/EG) betreffende de energieprestatie van gebouwen. De Vlaamse regering volgde met de invoering van het energiecertificaat voor publieke gebouwen. Dat certificaat wordt gebaseerd op het gemeten energieverbruik, en moedigt overheidsdiensten en publieke organisaties aan om hun energieverbruik nauwkeurig op te volgen.

Wat is het?
Het certificaat bestaat uit twee delen. Een eerste draait om een kengetal, dat door de overheid wordt toegekend op basis van de karakteristieken van het gebouw en het verbruik gedurende één jaar. Dat kengetal drukt dus eigenlijk het precieze verbruik uit. Het tweede deel bestaat uit advies waarin energiebesparende maatregelen worden toegelicht. Eens organisaties beschikken over een energieprestatiecertificaat, moeten ze dat uithangen op een voor het publiek duidelijk zichtbare plaats.

Wie maakt het?
Het energieprestatiecertificaat kan opgemaakt worden door een erkende interne of externe energiedeskundige. Is deze intern, dan gaat het om een werknemer van de instelling met minimaal twee jaar ervaring op het gebied van energiezorg. Externe energiedeskundigen vindt u via de link www.energiesparen.be. Het energieverbruik moet gedurende één jaar worden opgevolgd. Om tijdig over het certificaat te kunnen beschikken, zijn de meeste organisaties daar al mee begonnen in december 2007. De interne of externe energiedeskundige maakt het certificaat met behulp van een webtoepassing van het Vlaams Energieagentschap.

Vragen
Meer informatie vindt u op de website www.energiesparen.be/energieprestatie. Hebt u nog vragen, dan kunt u daarmee steeds terecht op het adres energie@vlaanderen.be.

Overheid maakt subsidieonderscheid in rusthuizen

Het Grondwettelijk Hof besliste dat commerciële rusthuizen die uitgebaat worden door een BVBA, niet dezelfde overheidssteun kunnen krijgen als de non-profitinstellingen (openbaar en privaat). Zo staat te lezen in het arrest van 4 maart 2008.

Het Grondwettelijk Hof verklaarde haar beslissing met het argument dat non-profitinstellingen het algemeen belang dienen, waar commerciële instellingen vooral naar winst voor de uitbater streven. Vandaar lijkt een minder voordelige subsidieregeling voor commerciële rusthuizen rechtvaardig.

Het Verbond van Verzorgingsinstellingen (VVI) is tevreden met deze uitspraak. Ze bevestigt dat een overheid wel degelijk een sociale politiek kan voeren, wat betekent dat de politiek zich richt op voorzieningen die hun opbrengst opnieuw investeren in kwalitatieve zorg en financiële toegankelijkheid voor de bewoners, en in betere werkomstandigheden voor hun medewerkers. Bij een commerciële politiek wordt de winst uitgekeerd aan investeerders.

Oprichting School voor Socialprofitmanagement en Publiek Management

De Hogeschool Gent (departement Handelswetenschappen en Bestuurskunde) heeft in samenwerking met de Economische Raad Oost-Vlaanderen (EROV) een School voor Socialprofitmanagement en Publiek Management opgericht. Doel van de school is om ‘op het domein van onderwijs, onderzoek, maatschappelijke dienstverlening en netwerking te streven naar de professionalisering en het performant maken van de socialprofitsector’.

Tijdens deze nieuwe opleiding krijgen studenten inzicht in de algemene managementprincipes, en meer specifiek over het management van de publieke en de socialprofitsector. Dat is geen onnodige kennis: uit de werkgelegenheidscijfers blijkt dat de socialprofitsector goed is voor 15 procent van de totale tewerkstelling in Vlaanderen. De welzijnssector zorgde tussen 1995 en 2005 zelfs voor een werkgelegenheidsgroei van 73 procent. Tijdens diezelfde periode steeg het aantal arbeidsplaatsen in de gezondheidssector met 27 procent, en in de socioculturele sectoren met 50 procent. Dat zijn zeer hoge cijfers, in vergelijking met de 14 procent van de algemene economie tijdens dezelfde periode.
De opleiding is bedoeld voor al wie interesse heeft of werkt in de socialprofitsector en voor publieke organisaties.

Meer vraag naar kraamzorg aan huis

Familiehulp kreeg vorig jaar 2.261 aanvragen voor kraamzorg aan huis. Dat is 34 procent meer dan in 2006, toen ‘slechts’ 1.693 mensen de aanvraag deden. In de regio Genk, Hasselt, Leuven en Peer kwamen zelfs 70 procent meer aanvragen binnen. De reden van de stijging zou te maken hebben met het feit dat jonge gezinnen steeds minder goed zijn voorbereid op het ouderschap én dat zij minder dan vroeger beroep kunnen doen op ouders en grootouders. Bovendien kiezen vrouwen steeds vaker voor een poliklinische bevalling, wat betekent dat ze sneller weer naar huis gaan en daar extra hulp inschakelen. Om deze stijging te kunnen volgen gaat Familiehulp nu dringend op zoek naar meer personeel.

Thuiszorg Vlaeminckveld is beste werkgever 2008

Thuiszorg Vlaeminckveld is, samen met Cisco Systems, uitgeroepen tot beste Belgische werkgever van 2008. Ze verdienden deze titel dankzij hun uitstekend personeelsbeleid. De prijs wordt ieder jaar uitgereikt door het Human Resources Centre van de Vlerick Leuven Gent Management School.

De titel van Beste Werkgever is eigenlijk een grootschalig Europees onderzoek waarbij werkgevers beoordeeld worden op basis van hun personeelsbeleid. Alle organisaties met meer dan 50 werknemers kunnen deelnemen. Bedoeling is om een professionele en Europese standaard voor kwaliteitsvol personeelsbeleid te definiëren: winnende organisaties fungeren als referentie voor navolgers, en tonen aan hoe groot het aandeel van een goed personeelsbeleid is op gebied van de groei en de resultaten van een sterke organisatie.

Aandacht voor de persoon
Thuiszorg Vlaeminckveld (tot 2007 gekend als Sociale Familiezorg) levert sociale dienstverlening. Het bedrijf is opgericht in 1951 en telt vandaag 134 werknemers. Thuiszorg Vlaeminckveld voert een beleid met zeer veel aandacht voor de persoon achter de medewerker. Via verschillende denk- en werkgroepen wordt naar iedereen afzonderlijk oprecht geluisterd, en het bedrijf besteedt zeer veel aandacht aan persoonlijke ontwikkeling.

Europese verkiezing
Thuiszorg Vlaeminckveld behaalde de Belgische prijs voor bedrijven met minder dan 500 medewerkers, Cisco Systems die voor bedrijven met meer dan 500 werknemers. Beide bedrijven komen nu automatisch in aanmerking voor een plaats op de Europese lijst. Die wordt in mei bekendgemaakt.

De top 10

Minder dan 500 medewerkers

1. Thuiszorg Vlaeminckveld
2. Schoenen Torfs
3. Microsoft
4. Robert Half
5. Hulp in huis
6. Accent Jobs for People
7. Genzye Flanders
8. Amgen
9. Computer Futures Solutions
10. Secretary Plus Management Support

Meer dan 500 medewerkers
1. Cisco Systems
2. Federal Express
3. McDonald's
4. Randstad
5. Care
6. Accenture
7. Vedior
8. KBC
9. Levi Strauss & Co EMA
10. Nike EMEA Logistics

Wachtlijst gehandicaptenzorg deels weggewerkt

Vlaams minister van welzijn Steven Vanackere maakt 32,5 miljoen euro vrij voor het wegwerken van 1.400 plaatsen op de wachtlijsten voor gehandicaptenzorg. Belangenverenigingen zijn tevreden, maar wijzen op enkele tekortkomingen.

Haast 9.000 Vlamingen met een handicap staan op een wachtlijst. Daarvan zouden volgens het huidige plan dus alvast 1.400 plaatsen weggewerkt worden, in eerste instantie de personen met de hoogste zorgnood. In dat verband denkt minister Vanackere aan een vorm van zorggarantie door de Vlaamse Gemeenschap. Hij voorziet twee derde van het vrijgemaakte budget voor de klassieke zorg in instellingen. Het overige geld gaat naar gehandicapten die daarmee zelf hulp kunnen inhuren, en naar een nieuw soort hulpverlening waarmee gehandicapten de keuze krijgen: thuiszorg inhuren of de zorg in instellingen betalen.

Kritiek
Het plan stuit op kritiek van belangenverenigingen van en voor gehandicapten. Zij vinden 1.400 opvangplaatsen goed, maar te weinig. Bovendien zouden volgens de verenigingen mensen met een handicap meer zelf moeten kunnen beslissen over de zorg die ze wensen. Vandaag zijn ze daarin gebonden aan té veel regels. Marc Van Gestel van de vereniging Opvangtekort: “Mensen met een handicap moeten zelf kunnen beslissen over de vorm van financiering. Zo kunnen ze zelf naar een organisatie stappen om een plaats te krijgen of het zelf organiseren, en hebben ze een bredere keuze.”

Huis voor zwaar zieke kinderen in Brussel

Volgend jaar opent in Brussel het eerste Huis voor respijtzorg voor zwaar zieke kinderen. Terminaal zieke kinderen zullen er tijdelijk worden opgevangen als verzorgen thuis niet meer mogelijk is, of wanneer de ouders even een rustpauze nodig hebben.

Het Huis voor respijtzorg richt zich op kinderen tussen 0 en 18 jaar die lijden aan een ernstige of dodelijke ziekte, zoals kanker, aids of mucoviscidose. Op moeilijke momenten kunnen zij in het Huis terecht voor een behandeling door ervaren deskundigen en zorgverleners. Ze zullen er drie keer per jaar kunnen verblijven, telkens voor een tiental dagen. Nadien gaan ze terug naar huis of naar het ziekenhuis.

Het Huis voor respijtzorg wordt gebouwd in Evere, deelgemeente van Brussel. Er worden twee vleugels voorzien, telkens met een reeks van vijf opvangkamers en een appartement voor de familie. Er zullen tien bedden zijn, waarvan twee voor spoedgevallen. De overheid maakte voor dit project 2,5 miljoen euro vrij. De bouw start in de loop van de maand augustus, de opening is voorzien voor juni 2009.

Kwaliteitslabel voor Virga Jesse in Hasselt

Het Hasseltse Virga Jesseziekenhuis heeft als eerste in België het kwaliteitslabel van het NIAZ ontvangen. Daarmee beloont het Nederlands Instituut voor Accreditatie van Ziekenhuizen instellingen die op reproduceerbare wijze een hoog niveau van kwaliteit en zorg behalen. Algemeen directeur dr. Yves Breysem: “Kwaliteitsverbetering is al jaren een prioriteit in ons beleid. Zo hadden we indertijd ook de eerste ombudsman en zijn we bij de pioniers op het vlak van patiëntveiligheid. Nu wilden we zekerheid over onze goede aanpak, en daarom hebben we onze kwaliteit laten toetsen door een onafhankelijke externe partner. In België is er nog geen organisatie die dat voor ziekenhuizen doet, dus hebben we voor het Nederlandse NIAZ gekozen. NIAZ staat voor Nederlands Instituut voor Accreditatie van Ziekenhuizen. Het is voor én door de sector opgericht, wat een groot voordeel is.”

Zorgmarketing: het juiste merk maakt sterk

Waar marketing vroeger hoofdzakelijk beperkt bleef tot de bedrijfswereld, wordt branding en naamgeving vandaag ook voor de zorgsector een actueel thema. Steeds meer zorginstellingen besteden aandacht aan de bepaling van een goede naam en een sterk merk. Maar waarom is dat eigenlijk zo belangrijk? En wat maakt een merk goed?

Marketingjongens weten het al veel langer: het merk is cruciaal. Tussen de steeds toenemende groep van concurrenten vormt de merknaam voor de klant het eerste herkenningspunt. Een goede naam roept gevoelens op van kwaliteit of betrouwbaarheid en biedt zekerheid over de keuze. Dat gaat onbewust via associaties in het geheugen van de klant, maar is vaak wel van doorslaggevend belang. Dus: instellingen kunnen met een goed merk hun herkenbaarheid vergroten en zich onderscheiden van de concurrentie. Het wordt makkelijker om klanten aan zich te binden en om een plaats te veroveren op nieuwe markten. En intern kan een merk zorgen voor binding van het personeel, dat ze trots zijn op ‘hun’ merk. Daardoor worden ook nieuwe medewerkers sneller aangetrokken.

Een goed merk
Het is duidelijk: de keuze van de merknaam is erg belangrijk. Een organisatie kan kiezen voor de naam van de oprichter (bijvoorbeeld Philips), een afkorting (WWF) of een abstracte naam (IKEA). Een goede naam is snel gekend bij de doelgroep, hoort bij een imago dat de juiste associaties oproept, trekt nieuwe klanten aan en zorgt voor binding met bestaande klanten. Een goede merknaam is makkelijk uit te spreken en te lezen, en wordt snel onthouden. Hij is duurzaam, heeft geen negatieve connotatie, is onderscheidend en kan moeilijk geïmiteerd worden.

Opletten voor sectorassociaties
Maar: bij de keuze van een merknaam loert steeds het gevaar van de sectorassociaties, en dat geldt zeker voor de zorg. In de media worden nog steeds bepaalde zaken uitvergroot (denk maar aan de wachtlijsten) waardoor alles wat met zorg te maken heeft een negatieve bijklank kan krijgen. Dat kan het geval zijn wanneer de sector in het merk zelf wordt vernoemd (bijvoorbeeld: Landelijke Thuiszorg) maar ook wanneer een combinatie wordt gemaakt (bijvoorbeeld: Familiehulp. Thuiszorg zoals je ’t zelf zou doen). Om dergelijke negatieve sectorassociaties te vermijden, moet gewerkt worden aan een stevige merkpositionering via drie andere associaties: waarvoor staat de organisatie, welke symbolische waarden vertegenwoordigt ze en welke toegevoegde waarde biedt ze?

Merkpositionering
Hoe verloopt dat concreet? Om een positionering succesvol te maken, legt u als organisatie eerst alle gewenste associaties vast. Dat kan gaan van ‘professionele dienstverlening’ tot ‘genieten’ of ‘rusten’ maar ook over ‘de grootste in de streek’ tot ‘meer dan 50 jaar ervaring’. Nadien gaat u selecteren en elimineren: door u te verbinden aan één associatie, maakt u het effect veel krachtiger dan door ze allemaal in de strijd te gooien. Bekijk ook even wat de concurrentie doet. Probeer vooral om niet in de massa op te gaan, maar om uw bedrijf te onderscheiden, om de aandacht te trekken. Zijn er in de regio al 10 organisaties die het hebben over ‘zorgzame dienstverlening’ dan kan u zich onderscheiden door te kiezen voor bijvoorbeeld ‘vertrouwen’.

Bekendmaking
Eens de naam is bepaald en de positionering vastgelegd, moet het merk onder de aandacht komen. De beste publiciteit is ongetwijfeld de mond-tot-mondreclame. Wat mensen van elkaar horen, maakt veel meer indruk dat wat ze lezen in een reclamefolder. Daarnaast moet uw merk gezién worden. Maak gebruik van bedrijfswagens met uw logo, plaats advertenties en zorg voor media-aandacht. Onderhoud goede contacten met de pers, schrijf persberichten en betrek journalisten bij belangrijke evenementen. Nog veel meer indruk maakt het wanneer bekende figuren zich bij u laten behandelen. Kiest het koningshuis voor een behandeling in uw instelling, dan komt uw naam in alle kranten. En tot slot: heb geduld. Een merk moet groeien, en een goede naam wordt gemaakt over de jaren.

OCMW Gent breidt uit

Het Gentse OCMW wil binnen 4 jaar een nieuw rusthuis bouwen in de regio Drongen/Mariakerke. Met dat nieuwe rusthuis wil het OCMW zich voornamelijk richten op mensen met een laag zorgprofiel, die nu moeilijk een opvangplaats vinden. Daarnaast wordt in Ledeberg een woonzorgzone ontwikkeld, waar bewoners alle nodige diensten bij de hand hebben. Bijkomende lokale dienstencentra moeten ervoor zorgen dat minder senioren zich eenzaam voelen. Ten slotte wil het OCMW meer mensen met een leefloon aan een job helpen. Om al haar plannen te realiseren, kan het OCMW rekenen op 19 miljoen euro extra steun van de Stad Gent, bovenop de jaarlijkse bijdrage van 42 miljoen euro.

Het Gentse OCMW beschikt vandaag over zo’n 700 bedden, verspreid over 4 rusthuizen.

De hervorming van de Belgische revalidatiesector?

Het terugbetalingssysteem voor locomotorische revalidatie in België is een ingewikkeld kluwen. Het budget werd op enkele jaren tijd verhoogd van 57 miljoen euro naar 87 miljoen euro, waardoor het naar verhouding sterker toenam dan het RIZIV-budget. Maar welke resultaten en kwaliteit daartegenover staan, is niet geweten. En dat is niet het enige probleem. Dringt een reorganisatie zich op?

De revalidatiesector in België kampt met drie problemen. Ten eerste: er bestaan in ons land verschillende terugbetalingssystemen, met een verschillende financiële impact op de uitgaven van de ziekteverzekering én op de inkomsten van revalidatiecentra en –artsen. Door deze verschillende systemen is het niet altijd duidelijk welk systeem voor welke patiënt gebruikt moet worden. Een revalidatie van een heupprothese bijvoorbeeld, gebeurt op de ene plaats monodisciplinair door een kinesitherapeut, terwijl het op een andere plaats multidisciplinair verloopt, met dus ook alle bijhorende kosten. Een tweede probleem is dat verschillende revalidatieartsen voor hetzelfde type patiënt vaak andere behandelingen toepassen, van een verschillende duur. Welke de beste behandeling is, is niet geweten: resultaten op het vlak van herstel, dagelijks functioneren en socioprofessionele re-integratie zijn ongekend. Er is ook geen enkele vorm van kwaliteitscontrole. En ten slotte zijn de revalidatiecentra in België ongelijk gespreid, in de provincie Luxemburg is bijvoorbeeld geen enkel centrum voor langdurige revalidatie aanwezig. Besluit: een reorganisatie is onafwendbaar.

Hoe aanpakken?
Neutrale onderzoekers raden aan om in de eerste plaats een objectief classificatiesysteem in te voeren. Daarmee kunnen de noden van de patiënt geëvalueerd worden en kan men hem doorverwijzen naar het meest geschikte niveau. In de toekomst kan daarvoor het classificatiesysteem ICF (International Classification of Functioning, Disability and Health) als basis dienen: het ICF werd door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) erkend, en internationaal wordt er momenteel hard aan gewerkt. In afwachting daarvan kan een classificatiesysteem uit het buitenland gebruikt worden.

Drie niveaus
Daarnaast is het aangewezen om locomotorische revalidatie op drie niveaus te organiseren, ieder met een eigen financieringswijze. Het eerste niveau is algemeen, en is via elk ziekenhuis toegankelijk. In het tweede niveau worden de meer complexe en relatief frequente aandoeningen behandeld. Daarvoor volstaan twintig tot dertig revalidatiecentra, terwijl er momenteel in België 46 zijn. Het derde niveau is bestemd voor de ernstige of zeldzame aandoeningen. Daarvoor zijn drie tot vijf centra voldoende.
Om tot dit systeem te komen, zijn dringend wetenschappelijk onderbouwde klinische praktijkrichtlijnen nodig over de aard van de behandeling en de behandelingsduur van revalidatiepatiënten.

Locomotorische revalidatie
Locomotorische revalidatie, ook gekend als musculoskeletale of neurologische revalidatie, wordt vaak toegepast bij beroertes, amputatie, ruggenmergletsel of bij chronische aandoeningen zoals MS.

Eeuwfeest en nieuw logo voor Caritas ziekenhuis Melle

Het psychiatrisch ziekenhuis Caritas bestaat 100 jaar. Om dat te vieren, worden de komende maanden allerlei activiteiten georganiseerd, zoals tentoonstellingen en een theaterproject. Om het eeuwfeest in gang te zetten, pakte het ziekenhuis uit met een nieuw logo en een nieuwe slagzin: ‘in zorg verbonden’. Daarmee maakt Caritas duidelijk dat de mens en de zorg centraal blijven staan. Het logo werd uitgewerkt in groen, omdat dat een vertrouwde kleur is die staat voor hoop, toekomst, groei en leven.

UZ Gent lanceert nieuw logo

Het UZ Gent is – met meer dan 5000 medewerkers – een van de grootste gezondheidsvoorzieningen in Vlaanderen. Om aan die voortrekkersrol tegemoet te komen, besliste het beheer van het ziekenhuis recent om de infrastructuur uit te breiden en de interne organisatie te hertekenen. Bij zo’n vernieuwing hoort ook een nieuwe huisstijl en een vernieuwd logo.

Bijsturing
De vernieuwing is niet groot: het bestaande logo bleef behouden, er werd slechts een ‘punt’ of ‘dot’ aan toegevoegd. Een doelbewuste keuze: het UZ Gent wil op die manier duidelijk maken dat ze niet van koers veranderen, maar enkel een beetje bijsturen. Met het nieuwe logo willen ze de menselijke waarde van het ziekenhuis symboliseren, zowel tegenover patiënten als tegenover alle UZ-medewerkers. In de nieuwe huisstijl wordt vooral de link met de Universiteit Gent meer benadrukt.

Op cursus in de luchtvaart

De zorgsector heeft op het eerste zicht weinig te maken met de luchtvaart. En toch kunnen we er heel wat van leren. Zo beweert althans professor Paul Gemmel van Vlerick Leuven Gent Management School. Met name Singapore Airlines lijkt een goede leermeester te zijn.

Het is voor de zorgsector niet altijd makkelijk om te beantwoorden aan de eisen van deze tijd. Ziekenhuizen worden niet langer alleen beoordeeld op hun medische zorgen, maar ieder detail telt. Een patiënt die wordt geopereerd door een briljant chirurg maar nadien moet herstellen in een vuile kamer, zal niet snel naar hetzelfde ziekenhuis terugkeren. Een pas bevallen vrouw zal de bekwame gynaecoloog in de verloskamer snel vergeten zijn, wanneer ze nadien wordt behandeld door een onhebbelijke verpleegster. Met andere woorden: de algemene dienstverlening wordt steeds belangrijker. Lekker eten, een mooi interieur en kleine extra’s zoals beschikbare vaasjes voor bloemen kunnen een ziekenhuiservaring al dan niet positief beïnvloeden. Maar kan dat ook zonder extra budget? Ja. En precies op dat punt kunnen we veel leren van Singapore Airlines, aldus professor Gemmel. Deze luchtvaartmaatschappij bewijst dat een verbeterde dienstverlening niet méér hoeft te kosten.

Personeel is heilig
Singapore Airlines maakt ieder jaar winst, en geeft op een eenvoudige manier veel concurrenten het nakijken. De kern van hun werkwijze is: hun personeel is heilig. Want tevreden personeel zorgt rechtstreeks voor tevreden passagiers. En dat mag geweten zijn: de bekende Singapore Airline Girls werken niet alleen in de lucht, maar worden ook vaak ingezet bij opdrachten aan de grond om de communicatie- en brandingstrategie van het bedrijf te versterken. Daarnaast is Singapore Airlines erin geslaagd om de passagiers meer service te bieden tegen lagere kosten. Dat deden ze dankzij onder meer een slimme vernieuwing van de check-in, de paspoortcontrole en het serveren van de maaltijden.

Loyaliteit stimuleren
En ook in de hotelsector valt iets te leren. Ziekenhuizen krijgen alsmaar meer een hotelfunctie, en daarbij kan het goed zijn om zich te verbinden aan een merknaam. Denk bijvoorbeeld aan het Hilton: de naam alleen al houdt de belofte in van een fijne overnachting en een onberispelijke service. Bezoekers hebben vertrouwen in de naam, en keren er graag terug. Volgt de zorgsector het voorbeeld?

Financiering van ziekenhuizen: verandering op komst?

Om een correcte ziekenhuisfinanciering te bepalen, moet meer rekening gehouden worden met de aandoening van de patiënt én met zijn verpleegkundige zorgbehoefte, zo blijkt uit een recente studie.

Belgische ziekenhuizen ontvangen een budget van het RIZIV en de FOD Volksgezondheid. Hoe groot dat budget is, wordt onder meer bepaald op basis van patiëntengegevens zoals het aantal ligdagen, de soort en de ernst van de aandoening en de nodige geneesmiddelen. België is één van de weinige landen waar ook gegevens over de verpleegkundige zorg meetellen in de financiering. Dit systeem zorgt er evenwel voor dat afdelingen met veel verpleegkundigen bevoordeeld worden, terwijl afdelingen waar veel zorg effectief nodig is (denk bijvoorbeeld aan de geriatrische zorg) niet in het systeem worden opgenomen. Bovendien wordt de evolutie in de praktijk niet opgevolgd.

Reële zorgbehoefte
Uit de studie blijkt dat meer rekening moet gehouden worden met de aandoening of met de reële zorgbehoefte van de patiënt. Een van de meest gehoorde kritieken op deze stelling is dat het té complex is om te bepalen hoeveel verpleegkundigen (en dus welke financiering) nodig zijn om aan die zorgbehoefte te beantwoorden. Maar uit de resultaten van de studie blijkt dat het wel degelijk mogelijk is om een betrouwbare en bruikbare maat te berekenen om de nood aan verpleegkundige zorg bij de patiënt te bepalen.

Beleidsmakers beslissen
Met andere woorden: volgens de studie kunnen de beperkingen van het huidige systeem volledig worden weggewerkt. Het is nu aan de beleidsmakers om te beslissen of dit nieuwe systeem wordt toegepast op de financiering van de verpleegkundige zorg in Belgische ziekenhuizen.

Michelin-ster voor Belgische ziekenhuizen?

Veel Europese landen gebruiken een accrediteringsprogramma om de kwaliteit van hun zorg op te volgen en te verbeteren. Om hun aantal Michelin-sterren te bepalen, zeg maar. In België bestaat zo’n systeem nog niet. Het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) onderzocht in samenwerking met Eurogroup Consulting of het ook in ons land haalbaar zou zijn.

De kwaliteit van een ziekenhuis kan via verschillende methodes gemeten worden. Denk bijvoorbeeld aan de ISO-certificatie en de accreditering. Het KCE vergeleek dergelijke accrediteringsprogramma’s in 14 Europese landen, en kwam tot het besluit dat de kwaliteit van het ziekenhuis stijgt na de invoering van zo’n programma. De wachttijden werden minder lang, en er waren minder ziekenhuisinfecties. Of de accreditering ook de patiëntenuitkomsten verbetert, is nog niet bewezen.

Voorwaarden
In België bestaan al wel enkele initiatieven voor kwaliteitsverbetering, maar dat zijn stuk voor stuk losstaande, individuele projecten. Van een globale visie en aanpak is vooralsnog geen sprake. Om daar te komen, moet volgens de studie van het KCE eerst aan volgende voorwaarden worden voldaan:

- de doelstellingen moeten duidelijk gedefinieerd worden en vertaald naar meetbare indicatoren;
- de functies en de verantwoordelijkheden van de verschillende betrokken partijen (bijvoorbeeld het ziekenhuis en de overheid) moeten bepaald worden;
- er moet uniformiteit komen tussen de bestaande systemen om kwaliteit te meten;
- er moet onderzocht worden welke aanpassingen nodig zijn aan de bestaande wetgeving rond kwaliteitszorg in ziekenhuizen;
- er moet een schatting gemaakt worden van alle inspanningen en kosten voor elk ziekenhuis, want een accrediteringsprogramma invoeren is een belangrijke investering.

Politieke beslissing
Of het een goede zaak is om in België een accrediteringsprogramma in te voeren, daar spreekt het KCE zich niet over uit: het al dan niet opzetten ervan is een politieke beslissing.


Wat is het KCE?
Het KCE of het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg is een autonome instelling die werd opgericht in 2003. Het KCE voert wetenschappelijke studies en analyses uit. De resultaten daarvan worden door de overheid gebruikt bij het nemen van beslissingen over gezondheidszorg en ziekteverzekering. Het KCE heeft geen invloed op de beslissingen, maar toont wel de weg naar de best mogelijke oplossing. U leest meer op www.kce.fgov.be.

Hadroncentrum in België niet rendabel

Een hadroncentrum in België kan niet rendabel zijn: er zijn in ons land te weinig kankerpatiënten die in een dergelijk centrum geholpen kunnen worden. Een samenwerking met buitenlandse centra lijkt een beter alternatief.

Hadrontherapie is een techniek waarbij niet-radioactieve protonen of koolstofionen op een tumor geprojecteerd worden. Een behandeling zonder radioactieve stralen dus. Hadrontherapie kan enkel uitgevoerd worden in gespecialiseerde centra met een hoogopgeleid team van fysici, ingenieurs, informatici, artsen en verpleegkundigen. Er zijn 8 dergelijke centra in Europa, in België is er vooralsnog geen.

Internationale samenwerking
Dat zou ook niet rendabel zijn, zo blijkt. De gegevens van het Kankerregister leren dat in België jaarlijks 50 tot 100 patiënten in aanmerking zouden komen voor een behandeling in een hadroncentrum. En dit kleine aantal kan de bouw van een centrum met een jaarlijkse capaciteit van 900 patiënten en een jaarbudget van 28 miljoen euro niet rechtvaardigen. Een akkoord tussen het RIZIV en de buitenlandse hadroncentra van bijvoorbeeld Villingen, Heidelberg, Nice, Berlijn, Clatterbridge en Essen lijkt meer aangewezen. In dat geval zou de kostprijs voor 50 patiënten jaarlijks 1,7 miljoen euro bedragen, of zo’n 6 procent van de jaarlijkse prijs van een centrum in België.

Database
Intussen kan het erg nuttig zijn dat een commissie van radiotherapeuten vastlegt welke indicaties geschikt zijn voor de therapie, steeds aangepast aan de nieuwste klinische resultaten. Elke behandeling moet opgenomen worden in een geregistreerde klinische studie.

Weinig onderzoek
Hadrontherapie bestaat al 45 jaar, en werd reeds toegepast bij meer dan 50.000 patiënten in 28 centra. Toch gebeurden tot nu toe nog maar weinig studies naar de efficiëntie ervan, waardoor niet veel bekend is over de werkzaamheid bij veel soorten tumoren. Uit de bestaande studies blijkt dat de therapie nuttig is bij de behandeling van tumoren van het oog, de speekselklieren en de schedelbasis.

Belgen nemen minder antibiotica

Het antibioticagebruik in ons land is sinds 2000 gedaald met 30 procent. Dat is een hele vooruitgang: tot voor die daling namen Belgen te vaak en te zware antibiotica. Daardoor ontstaan erg resistente bacteriën. De daling is wellicht het gevolg van de diverse campagnes waarin patiënten en artsen bewust werden gemaakt van de nadelen van een te frequent gebruik van antibiotica.

Het feit dat minder antibiotica wordt voorgeschreven, is ook gunstig voor het budget van het RIZIV en de patiënten. Sinds de start van de sensibiliseringscampagnes in 2000 werd maar liefst 70 miljoen euro bespaard.

Op 1 februari lanceerde de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu voor de zevende keer een campagne voor een beter gebruik van antibiotica. Deze keer klinkt de slogan: “Bij verkoudheid, acute bronchitis en griep, helpen antibiotica niet!”.

Ziekenhuisbacterie verliest terrein

De ziekenhuisbacterie is steeds minder aanwezig in de Belgische zorginstellingen. Dat blijkt uit gegevens van Volksgezondheid. Tijdens de jaren ’90 leek de bacterie onder controle. In 1994 was er nog sprake van een score van 25 procent, in 1998 was dat nog maar 13 procent. Nadien ging het steeds slechter, tot in 2005 een ‘record’ werd gehaald van 31,6 procent. Sindsdien werd de aanpak drastisch vernieuwd. Er werd gewerkt aan een beter antibioticagebruik en een betere ziekenhuishygiëne. Denk bijvoorbeeld aan de nieuwe regel dat verpleegkundigen en artsen hun handen moeten wassen met ontsmettende alcoholrecipiënten voor en na ze met een patiënt in aanraking komen. De aanpak loont: in 2006 was het cijfer alweer gedaald tot 21 procent. Recentere cijfers zijn nog niet gekend, maar men verwacht dat de daling zich zal blijven doorzetten.

Stop je stoel in de Chairwash

Vervuilde stoelen zijn een bron van allergieën en andere gezondheidsklachten op de werkvloer. Zo beweert althans Samas, leverancier van kantoormeubilair.

Gestoffeerd meubilair zou volgens de leverancier een broeiplaats zijn voor mijten. De omstandigheden zijn dan ook ‘ideaal’: de mijten vinden er een beschutte omgeving, er is voldoende voedsel (bijvoorbeeld huidschilfers) aanwezig en er hangt steeds een aangename temperatuur. Toch wordt het onderhoud van bureaustoelen vaak vergeten.

Stoelreinigingsprogramma
Samas presenteerde de oplossing voor het probleem op de Nederlandse vakbeurs Facilitair: zij ontwikkelden het stoelreinigingsprogramma Chairwash, wat inhoudt dat de stoelen ieder jaar gereinigd worden en zo worden vrijgemaakt van stof, huishoudelijke vlekken, geuren en allergenen. De kosten van het reinigingscontract worden terugverdiend dankzij een restwaardegarantie: aan het einde van de contractperiode neemt Samas de stoelen over tegen een vooraf afgesproken prijs.